§ 4.1. Financiële zekerheid [art 4.1]
Artikel 4.1
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in daarbij aangewezen categorieën gevallen waarin een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit die ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving kan hebben, degene die de activiteit verricht, verplicht is tot het stellen van financiële zekerheid:
a. voor het nakomen van krachtens de omgevingsvergunning voor hem geldende verplichtingen;
b. ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit door de activiteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving.
2. Bij de maatregel worden regels gesteld met betrekking tot de vorm waarin, het bedrag waarvoor en de termijn gedurende welke de zekerheid in stand wordt gehouden en over de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat de verplichting komt te vervallen.
3. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder a, bepaalt het bevoegd gezag tot welk bedrag het verhaal neemt op de zekerheid bij het niet-nakomen van een verplichting. Het bevoegd gezag kan het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.
§ 4.2. Vergoeding van kosten en schade [art 4.2 - art 4.3]
Artikel 4.2
1. Het bevoegd gezag kent degene tot wie een beschikking is gericht krachtens:
a. artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2°, of onder 3°, juncto artikel 8.1, eerste lid, in gevallen waarin het tweede lid van dat artikel niet van toepassing is,
b. artikel 2.1, eerste lid, onder f,
c. artikel 2.1, eerste lid, onder i, voor zover dat bij de krachtens dat onderdeel vastgestelde algemene maatregel van bestuur is bepaald,
d. artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2° of 3°, met toepassing van artikel 2.6, voor zover de rechten die de vergunninghouder aan al eerder krachtens die onderdelen verleende vergunningen ontleende, daarbij zijn gewijzigd,
e. artikel 2.19, voor zover dat bij het betrokken wettelijk voorschrift is bepaald,
f. artikel 2.31, eerste lid, onder a, b of c,
g. artikel 2.31, eerste lid, onder d, voor zover dat bij het betrokken wettelijk voorschrift is bepaald,
h. artikel 2.33, eerste lid, onder a, b, c, d of e, of tweede lid, onder e of f,
i. artikel 2.33, eerste lid, onder g, voor zover dat bij het betrokken wettelijk voorschrift is bepaald,
j. artikel 2.33, tweede lid, onder gf of hg, voor zover dat bij de betrokken algemene maatregel van bestuur, onderscheidenlijk verordening is bepaald, of
k. artikel 2.33, tweede lid, onder ih, voor zover dat bij het betrokken wettelijk voorschrift is bepaald,
en die ten gevolge daarvan kosten maakt of schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen op zijn verzoek of uit eigen beweging een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe, voor zover niet op andere wijze in een redelijke vergoeding is of kan worden voorzien.
2. Indien de beschikking op de aanvraag om een vergunning met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is voorbereid, kan een verzoek om vergoeding worden ingediend na de toezending van het ontwerp van de beschikking aan de aanvrager.
3. Indien het bevoegd gezag advies heeft ingewonnen over een verzoek om vergoeding of over het voornemen tot toekenning daarvan uit eigen beweging, zendt het een exemplaar van het advies aan de belanghebbende. Het vermeldt daarbij de termijn waarbinnen deze zijn zienswijze over het advies kenbaar kan maken.
Artikel 4.3
1. Voor zover Onze Minister heeft ingestemd met het toekennen van een vergoeding krachtens artikel 4.2 van kosten of schade ten gevolge van beschikkingen met betrekking tot activiteiten met betrekking tot inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, komen de kosten daarvan ten laste van het Rijk.
2. In gevallen waarin het bevoegd gezag een beschikking als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, heeft gegeven ter uitvoering van een verzoek van een bestuursorgaan, als bedoeld in artikel 2.29, eerste lid, tweede volzin, onder a, komen de kosten van de vergoeding, voor zover het de uitvoering van dat verzoek betreft, ten laste van dat bestuursorgaan, voor zover Onze Minister daarmee niet heeft ingestemd.
3. Voor zover het bevoegd gezag een beschikking als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, heeft gegeven vanwege het van toepassing worden van bepalingen van een provinciale milieuverordening als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer, houdende een verbod tot het in werking hebben, veranderen of veranderen van de werking van inrichtingen, met betrekking tot een inrichting die al was opgericht op het moment waarop de betrokken bepaling van toepassing werd, komen de kosten van de schadevergoeding ten laste van de provincie, voor zover gedeputeerde staten daarmee hebben ingestemd.