§ 2. Aanwijzing van vergunningplichtige en vergunningvrije activiteiten
De aanwijzing van activiteiten waarvoor een vergunning is vereist, geschiedt momenteel deels in de wet, deels in uitvoeringsbesluiten. Zo blijkt rechtstreeks uit de Woningwet (Ww) welke bouwwerken vergunningplichtig zijn en uit de Monumentenwet 1988 (Mw) welke activiteiten met betrekking tot (voor)beschermde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten vergunningplichtig zijn. Bij de Wet milieubeheer (Wm) is in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) aangewezen welke inrichtingen vergunningplichtig zijn. In dit besluit wordt bij deze systematiek aangesloten. Tevens worden in dit hoofdstuk de vergunningvrije activiteiten aangewezen. Deze aanwijzing heeft met name betrekking op bouwactiviteiten en planolo-gische gebruiksactiviteiten.
2.1. Inrichtingen en mijnbouwwerken
Als gevolg van het Activiteitenbesluit zijn (veel) minder inrichtingen vergunningplichtig op grond van de Wm. De resterende vergunning-plichtige gevallen betreffen met name de inrichtingen die onder de reikwijdte van de IPPC-richtlijn vallen (de «gpbv-inrichtingen») en enkele andere categorieën omvangrijkere (BRZO) inrichtingen. De aanwijzing van de vergunningplicht van deze inrichtingen was aanvankelijk geregeld in bijlage 1 bij het Activiteitenbesluit. Deze bijlage is thans overgenomen als bijlage I bij het onderhavige besluit. Daarin is de aanwijzing samengevoegd met de aanwijzing van het bevoegd gezag voor de desbetreffende categorie inrichtingen. Hierop wordt nader ingegaan bij de toelichting op artikel 2.1. Ten aanzien van mijnbouwwerken kunnen drie situaties worden onderscheiden. De eerste situatie betreft permanente mijnbouwwerken, die tegelijkertijd een inrichting in de zin van de Wm zijn. Het gaat meestal om installaties voor de winning van olie, gas of zout. De tweede situatie betreft tijdelijke mijnbouwwerken, die vanwege hun tijdelijkheid niet tevens een inrichting zijn. Hierbij kan gedacht worden aan (proef)boringen naar delfstoffen. Deze mijnbouwwerken vallen deels onder de algemene regels van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw en deels onder de vergunningplicht. Op deze twee situaties is de regeling in de Wabo en § 5.2 van dit besluit van toepassing. De derde situatie betreft mijnbouw-werken in de exclusieve economische zone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wabo. Daarop is artikel 40 van de Mijnbouwwet van toepassing.
2.2. Brandveilig gebruiken van een bouwwerk
In het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (hierna: Gebruiksbesluit) zijn de brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van bouwwerken landelijk geüniformeerd. In de meeste gevallen gelden algemene regels; in sommige gevallen geldt een meldingsplicht en in enkele gevallen blijft de vergunningplicht gelden. De aanwijzing van deze vergunningplichtige gevallen vindt plaats in artikel 2.2 van het Bor. De melding van de meldingsplichtige gevallen uit het Gebruiksbesluit zal, voor zover er sprake is van samenloop met een omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor het bouwen), gelijktijdig met de aanvraag voor de omgevingsvergunning kunnen plaatsvinden. Dit is verder uitgewerkt in het Gebruiksbesluit, zoals gewijzigd bij het Invoeringsbesluit Wabo.
2.3. Vergunningvrije bouwactiviteiten
Op dit moment is de categorie bouwwerken waarvoor geen bouwver-gunning is vereist opgenomen in artikel 43 van de Ww. Het gaat hier onder meer om het bouwen dat tot het gewone onderhoud behoort en de bouwwerken die thans zijn aangewezen in het Besluit bouwvergunnings-vrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb). Door de komst van de Wabo zal de grondslag voor het aanwijzen van een categorie bouwvergunningvrije bouwwerken niet langer in de Ww zijn opgenomen, maar in de Wabo. Daarnaast zal de categorie licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken komen te vervallen. Het gevolg hiervan is dat ook het Bblb komt te vervallen. De grondslag voor het bij amvb aanwijzen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, is in de Wabo opgenomen in artikel 2.1, derde lid. Dit wordt in artikel 2.3 en bijlage II van dit besluit nader uitgewerkt. Daarin staan de vergunningvrije bouwactiviteiten opgesomd. Tevens zijn in deze bijlage de planologische gebruiksactiviteiten (voorheen de «kruimellijst») opgenomen waarvoor met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo een omgevingsvergunning kan worden verleend.
2.4 Beschermde rijksmonumenten
Activiteiten die een wijziging van een monument tot gevolg hebben, zijn vergunningplichtig ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo. Deze bepaling is overgenomen uit artikel 11 van de Mw. Vergunningvrij zijn alleen die werkzaamheden aan monumenten, die niet onder de reikwijdte van voornoemde bepaling vallen. In de Memorie van Toelichting bij de Mw stond over de vergunningplicht: «Uitsluitend voor
de noodzakelijke en regelmatig terugkerende onderhoudswerkzaamheden, zoals het periodieke schilderwerk, geldt het vereiste van een vergunning niet.» (Kamerstukken II 1986/87, 19 881, nr. 3, p. 20). Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat schilderwerk waarbij de kleurstelling of het verfsysteem gewijzigd wordt wel een wijziging van het monument betreft, waarvoor de vergunningplicht dus wel van toepassing is. Andere onderhoudswerkzaamheden waaraan in dit verband kan worden gedacht, zijn het leeghalen van goten en afvoeren, het incidenteel recht leggen of vervangen van dakpannen of het opstoppen van rieten daken.